
De rebellen van de M23 stonden op het punt de stad Goma in te nemen, toen ik daar afscheid nam van mijn vrienden. Verschillende van hen zijn journalist. Voor hen was vertrekken ook nog mogelijk, maar het was geen optie, legden ze me uit. ‘Dit is onze thuis. Dat laat je niet zomaar achter.’ De eerste dag van het offensief deelden ze beelden van burgers die het centrum introkken, zoekend naar plaatsen om beschermd te zijn. Vervolgens kwamen ze ook zelf in gevaar. Plunderende soldaten en burgermilities beroofden twee van mijn bevriende journalisten tot twee maal toe. Na twee dagen schuilen leek de rust voorzichtig terug te keren. Maar de stad ontwaakte onder een nieuw regime, dat van het door Rwanda aangestuurde M23.
De regels waren veranderd. Elke journalist moest zich opnieuw laten accrediteren. De boodschappen die ze vanaf nu deelden, zouden die van de nieuwe bazen zijn. Aanwezigheid op de persconferentie van M23 was verplicht. Kritiek op M23 of Rwanda werd vanaf nu als Hutu-extremisme gezien. Ondertussen kregen ze te horen dat het regime in Kinshasa dat aanwezigheid op die persconferentie met de doodstraf kon worden bestraft.
De meeste van mijn collega’s omschrijven zichzelf steevast als vredesjournalist. Een begrip dat wij niet hanteren, maar veelzeggend is. Als ze al een kant kiezen in de woelige oorlog die hun land al 30 jaar verscheurt, dan is het die van de burger. Ze willen niet bijdragen tot de haat, ze willen deel zijn van de oplossing. De huidige omstandigheden waarin ze vandaag moeten werken maakt de opdracht nog moeilijker. Een van die vredesjournalisten liet me recent weten dat hij schrik heeft voor zijn eigen woorden en dus even voor de stilte kiest. Een andere had even tijd nodig om te helen van traumatiserende dagen, maar besloot daarna dat hij gemotiveerder was dan ooit. Vredesjournalisten als hij zijn belangrijker dan ooit.